Zelforganiserend vermogen van de samenleving
Organische gebiedsontwikkeling, bottum-up, participatieprojecten, community building. Allemaal termen welke één en hetzelfde proces omschrijven. Stedelijke vernieuwing vanuit het zelforganiserend vermogen. De overheid gaat van organiseren naar faciliteren. Burgers, maar ook bedrijven en maatschappelijke instellingen, dienen veel meer dan de afgelopen decennia zelf te investeren in kleinschalige projecten in stad en wijk.
Trek de kinderschoen maar aan
Als maatschappelijke trend staat het zelforganiserend vermogen van de samenleving binnen de ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing nog in de kinderschoenen. Echt duidelijke handelingsperspectieven zijn er nog niet te schetsen voor de toekomst van de stedelijke ontwikkelingen. Verschillende initiatieven en projecten laten zien dat er een beweging in gang is gekomen welke tot nu toe beperkt vernieuwd is.
In veel voorbeelden van experimenten of onderzoek naar stedelijke vernieuwing ligt toch de nadruk op de gevestigde partijen, met name overheden en corporaties, en leidt dit tot een weinig alternatief businessmodel.
Wat is de zelforganiserende stad?
De zelforganiserende stad kenmerkt zich door een gestabiliseerde economie. Van economische groei als motor van ontwikkeling is geen sprake meer. Sterker nog, in een klimaat van nulgroei, waar lonen weinig stijgen, de pensioenpotjes eerder krimpen dan groeien en waarin waardedaling van vastgoed aan de orde van de dag is, hechten bewoners steeds meer belang aan niet-economische waarden. Dit levert een interessant scenario op waarin steden naast winkel-, woon- en werkgebied ook het toneel zijn van kleinschalige transformaties, collectieve initiatieven, coöperaties, zelfbouw, stadslandbouw, etc.
Hoe gaat het met de kennis over zelforganisatie?
Vandaag de dag is te zien dat het veld in beweging is en het enthousiasme en de energie onder betrokkenen groeit. Het loslaten van de traditionele kaders voor ontwikkeling en het vinden van nieuwe rollen is niettemin een moeizaam proces waardoor nog geen ‘massa’ gemaakt kan worden om stedelijke ontwikkeling te dragen. De overheden stoeien met het beschikbaar stellen van hun kennis en middelen.
We moeten niet alleen leren innoveren maar vooral durven innoveren.
Dit vergt een andere manier van kennismanagement. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers dienen in alles fases meer actief samen te werken in het ontsluiten van de nieuwe ecologie waarin vernieuwing kan groeien en bloeien. Het loslaten van de gebruikelijke rollen en het ‘poolen’ van middelen en expertise zijn belangrijke randvoorwaarden. Partijen moeten elkaar uitdagen, de focus scherp houden, kritisch zijn waar het kan en flexibel waar nodig. In het opstellen en verrichten van onderzoeken zullen alle betrokken partijen meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor bruikbare en waardevolle kennis. Allereerst is het nodig om tot betere opdrachten te komen op basis van de vragen en problemen die leven in de praktijk. Zo zal het onderzoek minder vanuit beleid, oftewel de overheid, en meer vanuit de behoeften van professionals, gestuurd worden. Tevens dient er een eind te komen aan de versnippering van studies en ingezet te worden op meer intensieve, diepgaande bestudering van de nieuwe ecologie van stedelijke vernieuwing.